Zomers op Fuglsang
Vanaf het jaar 1892 verbleef Julius Röntgen vrijwel elke zomervakantie met zijn familie op het slot Fuglsang in Denemarken. Iedere zomer verzamelde zich daar een groot aantal vrienden en familieleden van de bewoners van het slot, Viggo en Bodil de Neergaard, onder wie vele musici uit de Scandinavische landen. Bodil de Neergaard was een dochter van de Deense componist Emil Hartmann en zelf een voortreffelijke zangeres.
Fuglsang beschikt over een prachtige concertzaal en het was traditie dat hier in de zomermaanden elke avond werd gemusiceerd (nog steeds vinden er in de zomer concerten plaats). Carl Nielsen behoorde tot de vaste gasten en tussen hem en Julius Röntgen ontstond een bijzondere vriendschap. Nielsen droeg zijn Helios Ouverture op aan Röntgen en deze revancheerde zich vervolgens door zijn Pianotrio in c-klein op. 50 , dat in de zomer van 1904 in Fuglsang voor het eerst werd uitgevoerd, aan Nielsen op te dragen. Röntgen was een warm pleitbezorger van Nielsen en heeft zijn muziek in Nederland geïntroduceerd. In het Deense muziekleven was Nielsen een unieke persoonlijkheid. Als zoon van een landbouwer voelde hij zich nauw verbonden met het buitenleven. Op het landgoed Fuglsang hield hij ervan in de wei te gaan liggen, met als hoofdkussen de buik van een herkauwende koe, om zich door de murmelende geluiden van de ingewanden te laten inspireren.
Röntgens oudste zoon Julius jr , voor de familie ‘Lula’, beschrijft in zijn herinneringen het leven op Fuglsang als volgt:
‘Het leven op Fuglsang was voor jong en oud een ideale vakantietijd. Het heerlijke slot, met het prachtige park, de broeikassen, vruchtbomen en bessenstruiken was voor iedereen overvloedig te genieten. Wanneer men het park doorging en door het weiland liep, kwam men bij het water tusschen Laaland en Falster. Daar stond het badhuis en lagen de zeilboten. Dagelijks ondernamen we zeiltochten naar de Freiløfskov, een stuk natuur waar men zich nog terug kon denken in het stenen tijdperk. Dan landden we meestal op Keilsø, waar we van het vrije ‘zululeven’ genoten en zwommen. Om zes uur weer terug voor het diner en precies om acht uur begon het concert. Wat we in die jaren hebben gespeeld, omvat wel de hele kamermuziekliteratuur. Naar gelang dat wij opgroeiden en ons als musici ontwikkelden, namen we steeds meer actief deel. Het was ideaal musiceren in de grote muziekzaal, waar twee vleugels stonden. Bodil de Neergaard zong iedere avond, met mijn vader aan de piano. Elke morgen van elf tot twaalf uur werd het programma doorgenomen; daarna kwam de zeer geanimeerde en heerlijke lunch, waarna diegene die hier lust in had, ging zeilen en zwemmen.’
Anne Marie Telmanyi, dochter van Carl Nielsen en echtgenote van de Hongaarse vioolvirtuoos Emil Telmanyi, geeft een mooie impressie van een van de muziekavonden op Fuglsang:
‘Toen gingen we eindelijk de muziekzaal in, benieuwd naar alles wat er zou komen. En er gebeurde inderdaad van allerlei. Julius Röntgen en zijn zoons haalden hun instrumenten en Mien Röntgen, zijn vrouw, zette zich aan de vleugel. Met haar soepele armbewegingen en haar fijngevormde handen volgde zij de instrumenten, maar hoe kan ik de muziek beschrijven? Ik geloof dat het Schumann was, wat ze speelden. Alle vier lachten ze naar elkaar en konden ze zich door wederzijdse blikken van verstandhouding uitdrukken. Musici met het fijnste gevoel in hun vingertoppen! Werkelijk, dat was muziek, dat was leven. Aan het eind kwam het applaus. Men liep door de zaal. Vader en Röntgen vertelden als stoere jongens een paar grappen over en weer, maar alles passend binnen wat er zojuist muzikaal gebeurd was. Toen werd het plotseling stil. De dubbele deur werd opengeslagen en twee grote, witgedekte tafels met fonkelende zilveren kannen en een mooi stilleven van vruchten werden naar binnen geschoven. De theemachines snorden, flesjes bier werden geopend, en iedereen praatte weer verder. Dat was de eerste avond op Fuglsang, en er zouden er nog vele, vele andere volgen.’