Abrahamine des Amorie van der Hoeven
- Nederlandse pianiste (Utrecht, 19 februari 1870 – Bilthoven, 16 augustus 1940).
- Dochter van Jan des Amorie van der Hoeven en Hermina Paulina Hubrecht.
- Zuster van Elisabeth (Bessie), (1875-1958).
- Tweede vrouw van Julius Röntgen, huwelijk op 8 juli 1897.
- Vijf kinderen: Johannes (1898-1969), Amanda (1899-1904), Edvard Frants (1902-1969), Frants Edvard (1904-1980) en Joachim (1906-1989).
Abrahamine werd geboren als oudste dochter uit het tweede huwelijk van Jan des Amorie van der Hoeven. Ze werd genoemd naar zowel haar grootmoeder van moeders zijde, Abrahamine Hubrecht-Steenlack, als naar haar grootvader prof. Dr. Abraham des Amorie van der Hoeven, een bekend en gewaardeerd remonstrants predikant-hoogleraar. Haar vader, eerder getrouwd en reeds vader van zes kinderen, was consul in Macao en vertegenwoordiger van de Nederlandsche Handelsmaatschappij.
Mien, zoals zij genoemd werd, groeide op met een ongetwijfeld rijk scala aan invloeden van haar voorname – oorspronkelijk Rotterdamse – voorouders, een familie van predikanten, dichters, en politici. Zij werd als meisje van 13 jaar al wees en nadat ze haar kostschooljaren in Brussel had volbracht, woonde ze in de jaren ’90 bij een oom, Mr. P. F. Hubrecht, politicus in Den-Haag. Ze ontwikkelde zich tot een temperamentvolle vrouw met een sterke persoonlijkheid, sprak vloeiend Frans, Duits en Engels en later ook verdienstelijk Deens en Noors. Ze was zeer principieel van aard en nam, in tegenstelling tot haar religieus ingestelde familie, zelf volledig afstand van de kerk. Ze bleek zeer muzikaal te zijn en talent te hebben voor het pianospel, kreeg les aan het Conservatorium en bezocht vele concerten; zo hoorde ze meerdere malen Julius Röntgen, o.a. aan de piano de zanger Johannes Messschaert begeleidend.
In 1892 besloot ze bij hem in de leer te gaan en zo kwam ze aan huis in de van Baerlestraat nr. 13. Ze maakte de verdrietige tijd mee van het ziekbed van Amanda, Julius’ eerste vrouw, die op 15 juni 1894 stierf.
In 1896 verbleef Mien in Lehmannsgarten, het wooncomplex in Leipzig van vele kunstenaars en nam daar intensief deel aan het muziekleven in huize Röntgen-Klengel.
De verloving volgde op 27 april 1897, in de woelige tijd waarin Julius aan de ene kant in diepe rouw was na het overlijden van Johannes Brahms, maar tevens in brieven aan Grieg en Messchaert beschreef hoe innig gelukkig hij was vanwege zijn Mien.
Op 8 juli 1897 trouwde Abrahamine in Ede met de dan 42 jarige Julius, muziekdirecteur, zoals vermeld bij de Burgerlijke Stand. Zij maakten hun huwelijksreis naar Noorwegen waar zij Grieg bezochten. Julius en Mien hadden een gelukkig huwelijk, 35 jaar lang. Mien was een goede tweede moeder voor Julius en Engelbert, hoewel ze, ondanks haar flinke karakter, overbezorgd kon zijn als het haar kinderen aanging. Samen met Julius kreeg ze vier zonen en een dochtertje Amanda, dat helaas slechts vier jaren oud werd.
Mien was de spil in het drukke huishouden in de van Eeghenstraat en ook later – na de pensionering van Julius in 1924 – in huize Gaudeamus te Bilthoven. Het was alle jaren een nooit aflatend internationaal komen en gaan van vele musici. Zelf speelde ze veel piano in de huiselijke kring, was een goed pedagoge en gaf samen met haar echtgenoot muziekanalyse lessen. Na de dood van Julius in 1932 bleef Gaudeamus dankzij haar het middelpunt van velerlei muzikale evenementen. Ook werkte ze, direct na het overlijden van haar man, met grote inzet aan de samenstelling van het boek Brieven van Julius Röntgen dat in 1934 werd uitgegeven. Zij overleed in augustus 1940, kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.