“Niet de Beroemde”
In het jaar 1848, toen een golf van vrijheidsbewegingen door Europa trok, vestigde de Duitse koopman Friedrich Conrad Röntgen zich in Apeldoorn. In precies datzelfde jaar beproefde een andere Röntgen zijn geluk in omgekeerde richting. Vanuit zijn geboortestad Deventer trok Engelbert Röntgen naar het conservatorium in Leipzig, om daar zijn vioolstudie voort te zetten bij Ferdinand David. Beide Röntgens brachten een beroemde zoon voort. Wilhelm Conrad Röntgen, zoon van de Apeldoornse koopman, ontdekte de naar hem genoemde Röntgenstralen. Engelberts eerste kind was Julius Röntgen.
Wilhelm Conrad en Julius waren tijdgenoten en verre verwanten: de grootvader van de natuurkundige en de overgrootvader van de componist waren broers. Dat zij elkaar gekend hebben staat vast, maar concrete informatie daarover ontbreekt helaas. Wel werd Julius tijdens zijn leven al achtervolgd door de wereldwijde roem van zijn verre achteroom. Toen hij eens voor zijn jaarlijkse verblijf op Fuglsang in Denemarken was aangekomen, meldde een Deense krant: ‘Gisteren is professor Röntgen gearriveerd, maar niet de beroemde.’ En toen hij een keer een tochtje over de Rijn maakte, verspreidde het gerucht zich dat de beroemde ontdekker van de Röntgenstralen zich aan boord bevond, met als gevolg dat er in Koblenz een heel fanfarekorps en een extra treinwagon voor hem klaarstonden. Ook Julius noemde zichzelf vaak ‘niet de beroemde’.
Grieg ging daar in een feestrede tijdens zijn zestigste verjaardag op in. In aanwezigheid van de componist verzekerde hij zijn gehoor: ‘Ik zeg tegen hem dat hij toch “de beroemde” is, hij verdient het te zijn, want de Röntgenstralen gaan niet verder dan tot de beenderen, zijn stralen echter gaan er dwars doorheen!’