Julius Röntgen en Edvard Grieg
In 1883 kwam Edvard Grieg naar Nederland voor een aantal concerten waarbij hij zelf optrad als solist in zijn eigen pianoconcert. Röntgen en Grieg hadden elkaar al eerder in Leipzig ontmoet en Grieg’s bezoek aan Nederland was voor Röntgen een goede aanleiding hem uit te nodigen om bij hem in Amsterdam te komen logeren. Grieg nam de uitnodiging aan met de woorden: “Ik zie er erg naar uit om u en uw vrouw weer te ontmoeten; zorg ervoor dat die ene dag 48 uur duurt!” Grieg’s verblijf bij de Röntgen’s zou niet één dag, maar een hele maand duren. Sindsdien waren beide musici door een warme vriendschapsband met elkaar verbonden die 24 jaar zou duren, tot Grieg’s dood in 1907.
In de biografie die Röntgen schreef over Grieg (verschenen in 1930) vertelt hij over zijn eerste ontmoeting met Grieg in 1875:
“Ik ontmoette hem voor het eerst in de ‘Skandinavisk Selskap’, een vereniging van jonge Scandinavische kunstenaars, meestal musici die aan het Leipziger Conservatorium studeerden. Grieg was onder de toehoorders. Ik speelde met Amanda Maier een door haar gecomponeerde vioolsonate. Grieg luisterde aandachtig, ik zie hem nog voor me, zoals hij daar zat in zijn fluwelen jasje, kort en beslist in zijn uitingen, alles aan hem scherp rhythmisch, toch verzacht door zijn blauwe, sprekende ogen.”
Tijdens zijn bezoek aan Nederland in 1883 logeerde Grieg bij Röntgen in zijn huis aan de Van Baerlestraat. Na een lange vermoeiende tournee in Duitsland was hij uitgeput in Nederland aangekomen, maar in de daaropvolgende weken hebben de Röntgens hem alle gelegenheid gegeven weer op adem te komen. Na zijn verblijf in Amsterdam vertrok Grieg naar Italië, waar hij vier maanden bleef.
In juli 1884 bracht Röntgen zijn eerste bezoek aan Noorwegen. Uiteindelijk zou hij Grieg totaal 14x bezoeken, meestal in de zomervakantie. Met Grieg en zijn vriend de jurist/musicus Frants Beyer werden lange, avontuurlijke bergtochten gemaakt in het Noorse hooggebergte Jotunheim.
Röntgen schrijft hierover o.a. het volgende:
“Jotunheim is een wereld geheel voor zich, alleen ’s zomers door herders bewoond. Grieg en ik reisden van Lofthus per “stolkjärre”, een klein karretje op twee wielen, naar de Sognefjord vanwaar wij per roeiboot Skjolden bereikten. Onderweg namen wij een speelman op de Hardanger viool in ons wagentje mee en hij speelde ons zijn muziek voor gedurende die heerlijke tocht. Hoe past deze muziek bij de natuur. Grieg luisterde met verrukking, in zijn hand een glas portwijn dat hij van tijd tot tijd de speelman aanbood. “Dat is Noorwegen”, zei hij. Het was een warme augustusmiddag, de fjord diepgroen en wij, uitgestrekt op hooizakken, lieten het grootse berglandschap aan ons voorbijtrekken.”
Terug in Amsterdam ontving Röntgen de volgende brief van Grieg:
“En nu zitten we allebei weer in ons eigen huis en denken we aan die mooie sneeuwvlakten en gletschers. Jouw sympathie voor mijn land en alles wat daarmee samenhangt, is heel bijzonder en je hebt sinds deze zomer een speciale plaats in mijn hart verworven. Als weliswaar ondeduidend bewijs daarvoor moet je me toestaan jouw naam bij mijn nieuwste pianostukken te vermelden.”
Met deze pianostukken wordt bedoeld de 5e reeks Lyrische Stukken (op. 54), waarvan totaal tien bundels zijn verschenen. De 9e bundel, op. 68, bevat het werk Abend im Hochgebirge , oorspronkelijk dus voor piano, maar later door Grieg bewerkt voor hobo, hoorn en strijkorkest (of piano).
Ook Röntgen liet zich vele malen inspireren door zijn tochten door Noorwegen. Vele titels van composities getuigen daarvan, maar in het bijzonder geldt dit voor het werk Aus Jotunheim , een suite voor viool en piano, met melodieën die Röntgen heeft horen zingen in een afgelegen berghut door een boerin, Gjendine genaamd. Zoals zij zong schijnt grote indruk te hebben gemaakt op zowel Grieg als Röntgen. Grieg heeft deze liederen o.a. verwerkt in zijn Noorse volksliederen op. 66 . Röntgen heeft zijn Jotunheim-suite later bewerkt voor hoorn en piano en ook voor orkest. De oorspronkelijke versie (viool/piano) stuurde hij in 1892 aan Grieg op ter gelegenheid van zijn 25-jarig huwelijksfeest. Om hem hiervoor te bedanken schrijft Grieg:
“De Jotunheim-stukken hebben me ongelooflijk veel plezier gedaan. Behalve dat ze voor ons “Jotunologen” interessant zijn, vind ik ze prachtig en heel poëtisch. Nu zou ik ze nog door jou uitgevoerd willen horen.”
Het duurde tot 1897 voordat Grieg weer naar Nederland kwam. Röntgen nam het initiatief om een aantal concerten te organiseren en vanaf 1896 werd druk gecorrespondeerd over het programma en allerlei organisatorische zaken. De concerten in februari werden een groot succes. Grieg dirigeerde voor het eerst het Concertgebouworkest en trad op tijdens een kamermuziekavond waaraan ook zijn vrouw, Nina Grieg, en Röntgen meewerkten. Er volgden concerten in Den Haag, Utrecht en Arnhem, maar tijdens hun gehele verblijf logeerde het echtpaar Grieg bij de familie Röntgen. Röntgen schrijft in zijn Grieg-biografie:
“Op een avond kwam ik uit het Conservatorium naar huis en vond mijn muziekkamer feestelijk verlicht, Grieg aan de vleugel zijn Hochzeitsmarsch spelend. Ik begreep niet wat de reden van deze feestelijke ontvangst was, totdat ik merkte dat Grieg, in plaats van op mijn oude vleugel, op een geheel nieuwe Bechstein speelde die hij had laten komen en mij ten geschenke aanbood! Welk een vreugde gaf hem mijn verbazing. De avond werd met oesters en champagne besloten.”
Oesters eten, meestal na afloop van een concert in restaurant ‘Die Port van Cleve’ in Amsterdam, was een vast ritueel als Grieg in Nederland was.
Grieg’s kennismaking met het Concertgebouworkest zou al snel een vervolg krijgen: voor de zomer 1898 stond in Bergen een grote visserij- en industrietentoonstelling op het programma. Grieg wilde daarbij een muziekfeest organiseren en daarvoor het Concertgebouworkest uitnodigen. Röntgen was enthousiast en bood aan te bemiddelen. Het Concertgebouworkest was bereid te komen, maar het organisatiecomité in Bergen bleek zich tegen de medewerking van een buitenlands orkest aan een Noors nationaal muziekfeest te verzetten. Grieg was hevig verontwaardigd en verdedigde zijn plan met een protestbrief, waarin hij schrijft dat het niet uitmaakt of Noorse muziek wordt uitgevoerd door Chinezen, Japanners of Hollanders, zolang zij maar goed wordt uitgevoerd en dat de Noorse orkesten toch al voor het merendeel uit Duitse musici bestaan.
Als tot overmaat van ramp Röntgen laat weten dat hij zelf niet aanwezig kan zijn in verband met examens van het Conservatorium, schrijft Grieg:
“Je kunt niet? Schandalig! Laten we het er maar niet over hebben. Misschien ben ik er zelf ook niet. Waarschijnlijk ben ik voor die tijd al dood. Want deze slapeloze nachten houd ik niet vol. Ik zal echter mijn plicht proberen te vervullen ….. Ik stel voor dat het muziekfeest van Bergen naar Bergen op Zoom verhuist en dat jij het overneemt!“
Na allerlei perikelen was het in juni 1898 dan toch zover en vond het muziekfeest in Bergen plaats. De eerste buitenlandse tournee van het Concertgebouworkest was een groot succes. Grieg schrijft Röntgen:
“Het enthousiasme kende geen grenzen. Ik meen te kunnen zeggen dat nergens en nooit een orkest zo bejubeld is. Iedere dag, als er maar even tijd was, feestelijkheden. Het afscheid was zoals alleen maar in Bergen mogelijk is. Na de laatste feestelijkheid in de Concertzaal begaf het gehele gezelschap zich naar de kade om het orkest een afscheidsgroet te brengen. Het was al tegen 1 uur ’s nachts. Steeds meer mensen uit Bergen sloten zich erbij aan, de militaire kapel voorop. Op de kade waren tenslotte zeker 10.000 mensen verzameld.“
In de jaren daarna bracht Röntgen, soms met zijn familie, soms met anderen, zoals de zanger Johannes Messchaert, regelmatig bezoeken aan Grieg. In 1902 werd Röntgen’s vierde zoon geboren, Edvard Frants, genoemd naar Grieg en Beyer. “Maar“, schrijft Grieg, “hoe kan men in een muzikale familie zo’n onmuzikale klank verdragen? Het thema doet het in de omkering beter: Frants Edvard.”
Om dit aan te tonen, volgt een hele uiteenzetting met een aantal muziekvoorbeelden waaruit blijkt dat het ritme op die manier beter past bij bepaalde thema’s en motieven uit Grieg’s werk. Als er in 1904 weer een zoon wordt geboren, krijgt deze de namen in de goede volgorde: Frants Edvard. Röntgen meldt Grieg per brief:
“Gisteren werd onze zoon geboren. Alles ging molto presto e leggiero. We willen hem ditmaal Frants Edvard noemen om onze laatste “Declamationsfehler” weer goed te maken. Leve het dubbel contrapunt van onze vriendschap!”
Een jaar later, in 1905, vierde Röntgen zijn 50e verjaardag. Hij ontving een album met bijdragen van zijn vele vrienden uit binnen- en buitenland. Grieg stuurde een korte compositie: “Sehnsucht nach Julius“. Dit sfeervolle werkje is later uitgegeven onder de titel Resignation , als onderdeel van zijn laatste pianowerk Stimmungen op.73. In dat jaar kwam Grieg weinig tot componeren. Hij leefde erg mee met de politieke ontwikkelingen in zijn land die tenslotte zouden leiden tot de onafhankelijkheid van het koninkrijk Noorwegen. In 1907 werden Grieg en Röntgen uitgenodigd bij koning Haakon VII in het koninklijk slot te Christiania.
Gezamenlijk gaven zij een concert en Röntgen ontving bij deze gelegenheid de St. Olafsorde. Ook Nina Grieg trad op; dit was de laatste keer dat zij en Edvard in het openbaar een concert gaven. Grieg raakte steeds meer verzwakt en voelde het einde naderen. In datzelfde jaar bezocht Röntgen Troldhaugen voor de laatste keer. Grieg leefde op, ook omdat Percy Grainger, de Australische pianist die hij kort daarvoor had leren kennen en wiens interpretatie van zijn pianomuziek hem veel vreugde bezorgde, zich bij hen voegde. Grainger verrichtte pionierswerk met zijn onderzoek naar volksmuziek in Engelstalige landen met behulp van een fonograaf. Tussen Grainger, Grieg en Röntgen ontstond onmiddelijk een nieuwe vriendschapsband. Maar voor Grieg was het einde nabij. Met pijn in zijn hart nam Röntgen tenslotte afscheid van Grieg, in het besef dat hij hem waarschijnlijk niet meer zou zien. Kort daarna overleed Grieg, op 4 september 1907.
Ook na zijn dood bleef Röntgen zich inzetten voor de muziek van zijn vriend. Nina Grieg stuurde hem een groot aantal nagelaten werken om te beoordelen of deze voor uitgave in aanmerking konden komen. Daaronder bevonden zich schetsen voor een strijkkwartet uit 1891, door Grieg terzijde gelegd en nooit voltooid. Röntgen raakte enthousiast over het werk en nam de taak op zich om het te voltooien en de uitgave ervan te verzorgen.
Aan Nina Grieg doet hij verslag hoe het werk bij hem thuis zijn eerste uitvoering beleeft:
“Je had gisteren bij ons moeten zijn. We hebben het kwartet gespeeld. Een vreemd gevoel dat Edvard het nooit zelf gehoord heeft. Maar nu moet je onze bezetting horen. Die was heel origineel: Harold Bauer, de grote pianist, had de 1e vioolpartij en speelde werkelijk heel goed. Casals speelde 2e viool en hield zijn instrument als een cello tussen zijn benen, ik altviool en mevrouw Casals – uitstekend – cello, alle vier met het grootste enthousiasme, mijn vrouw als enige publiek.”
In 1930 verscheen de biografie over Grieg van Julius Röntgen. Hierin worden de herinneringen van de schrijver afgewisseld met fragmenten uit brieven van Grieg zelf, een originele wijze van benaderen, want hierdoor spreekt Grieg a.h.w. rechtstreeks tot de lezer via zijn brieven, zorgvuldig uitgezocht door zijn biograaf en intieme vriend. In 1993 is het boek in het Noors verschenen ter gelegenheid van het 150e geboortejaar van Grieg.
De uitgebreide briefwisseling tussen Grieg en Röntgen is in 1997 verschenen bij de Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis:Finn Benestad en Hanna de Vries Stavland: Edvard Grieg und Julius Röntgen, Briefwechsel 1883-1907 (KVNM, Utrecht, 1997).
Deze correspondentie vormt een uniek document waarin de componisten openhartig commentaar geven op elkaars werk of dat van anderen en verslag doen van hun kleurrijke ervaringen op muzikaal, maatschappelijk of politiek terrein. De ruim tweehonderd brieven, briefkaarten en telegrammen van Grieg bevinden zich in het Haags Gemeentemuseum en de 176 brieven van Julius Röntgen in de Openbare Bibliotheek te Bergen. Een aantal van Röntgen’s brieven is verloren gegaan, waarschijnlijk tijdens buitenlandse reizen van Grieg.